Van Aristoteles tot algoritme 

TopchangeBoeken, Boekenrubriek De Limburger

In 1949 publicerrde Edmund C. Berkeley zijn boek Giant brains or machines that think. Het eerste hoofdstuk heeft als titel Can machines think en begint met de volgende zin: “Recent verscheen er behoorlijk wat nieuws over vreemde gigantische machines die informatie verwerken met enorme snelheid en vaardigheid.” Het had ook de kop kunnen zijn boven een van de vele recente krantenberichten over de AI-tool ChatGPT. ChatGPT is een enorm gelaagd taalmodel dat sinds november 2022 beschikbaar kwam en in slechts twee maanden honderd miljoen gebruikers registreerde. Is de ChatGPT-machine van OpenAi een gigantisch brein dat kan denken?

Taal

Een taalmodel is een abstracte weergave van de werkelijkheid. John Brockman van uitgeverij Edge vroeg in 1995 aan honderdzevenentachtig invloedrijke denkers hoe zij over machines die denken dachten. In 1950 beantwoorde Alan Turing diezelfde vraag in zijn paper Computing Machinery and Intelligence met de Turing-test. In de inleiding van Van Aristoteles tot algoritme vertelt Guido van der Knaap dat Turing in 1939 een college bijwoonde van de taalfilosoof Ludwig Wittgenstein. “Wie kunstmatige intelligentie wil ontwikkelen kan niet om taal heen”, aldus de auteur die wijsbegeerte, logica en politicologie studeerde. 

Invloedrijke denkers

Van der Knaap wil vooral komen tot een beter (filosofisch) begrip van de (on)mogelijkheden van kunstmatige intelligentie. Daarin is bij zeker geslaagd. Hij laat weliswaar geen tweehonderd denkers aan het woord, maar toetst neurale netwerken en machine learning aan het denken van een zeer selecte groep (taal)filosofen en (computer)wetenschappers. De gedachten-stroom van Van der Knaap levert nieuwe inzichten op voor de eeuw van het algoritme. Zijn meesterwerk bevat zes hoofdstukken die de logica, epistemologie, taalfilosofie, cognitiefilosofie, ethiek en politieke filosofie met betrekking tot kunstmatige intelligentie behandelen. 

Taalfilosofie

Mijn favoriete hoofdstukken is hoofdstuk 3 over taalfilosofie. Vanwege de aandacht voor Wittgenstein én ChatGPT. Opgeschreven in een tijd dat ChatGPT nog in de laboratoriumfase verkeerde. “Taalgebruik vindt plaats in allerlei contexten en is daarmee onlosmakelijk verbonden. Wittgenstein wijst nadrukkelijk op de veelzijdigheid van taal. Toneelspelen, een verhaal verzinnen, een grap vertellen, bevelen geven, een raadsel oplossen, vloeken, bidden en vertalen. Dit zijn slechts enkele voorbeelden uit een schier onuitputtelijke voorraad. Wittgenstein schaart ze allemaal onder taalspelen. Daarmee geeft hij aan dat een taal spreken betekent dat je deel uitmaakt van een activiteit, of van een levensvorm.”

Don’t be evil

De brute kracht waarmee neurale computernetwerken een taal leren is niet te vergelijken met de manier waarop kinderen met gezond verstand een taal leren in een veranderlijke wereld die bestaat uit complexe oorzaak-gevolgrelaties. Je hoeft geen filosoof te zijn om de zoektocht naar het goede, het ware en het schone te onderscheiden van de mantra van Google: Don’t be evil. En die fout moeten we ook niet maken bij het gebruiken van denkende machines.