Rob Meesen is een van de meest belezen ondernemers in Limburg. De mede-eigenaar van TopChange leest jaarlijks tussen de 250 en 300 boeken. Wekelijks beschrijft hij voor WijLimburg een ondernemersboek. Vandaag: ‘De meetmaatschappij’ (Berend van der Kolk, 2021).
‘Er zijn twee werelden: de wereld die we kunnen meten met lint en liniaal, en de wereld die we voelen met ons hart en onze verbeelding.’ (Leigh Hunt)
Op 1 juni 2018 kondigde het Algemeen Dagblad aan dat er een einde kwam aan de jaarlijkse Haringtest en de hieruit voortvloeiende ranglijsten. Ook de Oliebollentest en de Friettest werden ten grave gedragen. Dit besluit werd door de hoofdredactie genomen omdat er in toenemende mate verzet kwam tegen het gebrek aan objectiviteit. Volgens hoofdredacteur Hans Nijenhuis moeten we smaak maar laten voor wat het misschien toch vooral is: een kwestie van smaak. Niet alles wat ertoe doet is meetbaar, niet alles wat meetbaar is doet ertoe. Maar hoe zit het dan met de objectiviteit van al die andere ranglijsten zoals voor het beste ziekenhuis, de beste school, de beste ondernemer, de beste medewerker, de beste leraar, de beste muziek, de beste Netflix-serie, het beste restaurant, de beste Uber-chauffeur, de beste supermarkt of de beste maaltijdbezorger?
Volgens Berend van der Kolk, universitair hoofddocent aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, zit de aantrekkingskracht van ranglijsten ’m in de schijn van objectiviteit. „De aanname is dat de plaats op een ranglijst iets zegt over objectieve kwaliteit of prestaties, aangezien ‘harde cijfers’ worden gebruikt om de rangen te bepalen. Er gaan echter diverse subjectieve beslissingen aan vooraf. Ten minste drie vragen moeten voor elke ranglijst worden beantwoord: welke aspecten zijn van belang, welke indicatoren kunnen die aspecten meten en welk gewicht krijgen die aspecten? De antwoorden op elk van die vragen zijn subjectieve beslissingen.”
„Naast de gecamoufleerde subjectiviteit zijn er nog meer problemen met meetsystemen en ranglijsten”, aldus Van der Kolk. „Gebaseerd op reputatie werken ze zelfversterkend. En ze beïnvloeden ook, met ongewenste bijwerkingen. De mantra ‘meten is weten’ geldt wél bij het meten van fysieke objecten, maar niét op dezelfde manier bij het meten van prestaties van mensen en organisaties.”
Sturen
Over de ongewenste bijwerkingen van meten zal ik verderop in deze recensie iets meer uitleg geven. Maar nu maak ik eerst een kort uitstapje naar de cybernetica. Dit vakgebied werd in 1948 ingevoerd door de Amerikaanse wiskundige Norbert Wiener die destijds zijn boek Cybernetics: Or the Control and Communication in the Animal and the Machine publiceerde. Wiener was de eerste die het begrip informatie betrok op de werking van een teruggekoppelde lus. Meten staat daarbij in dienst van het sturen. In Nederland schreef prof. dr. S.T. Bok in 1958 een boek over cybernetica met als ondertitel ‘hoe sturen wij ons leven, ons werk en onze machines?’. De eerste alinea uit dit boek maakt duidelijk dat sturen een aangeboren verlangen is van de mens: „Sturen is een levensbehoefte, de drang tot sturen is alle mensen ingeboren. De mens stuurt zijn voertuig, zijn gereedschap, maar ook zijn hand, zijn schreden en zijn blik. Hij stuurt, zover hij kan, zijn leven en, als hij er de kans toe ziet, dat van zijn medemensen erbij. En al dit sturen wordt door hem gewild, het behoort tot zijn bewuste daden. Misschien zelfs behoren al zijn bewuste daden tot het terrein van het sturen.”
Sturen is een taak van de eerste orde. Voor mensen, teams en organisaties. Om dit verlangen van cyclische energie te blijven voorzien, is gestructureerde feedback over de belangrijkste aspecten een absolute systeemvoorwaarde. Zoals we eerder in deze boekbespreking van Van der Kolk hebben geleerd, liggen juist aan de basis van die meest relevante aspecten subjectieve beslissingen ten grondslag. Zonder doel en dashboard kun je niet effectief sturen. Het verlangen naar grip, het geloof in competitie, het wantrouwen richting experts en de toenemende technologische mogelijkheden hebben volgens expert Van der Kolk voor een meetexplosie gezorgd. Een manier om een beetje grip te krijgen op de complexe werkelijkheid is deze te versimpelen. En dat is wat meetsystemen kunnen als geen ander.
Cijfers
Outputindicatoren, resultaatmetingen, KPI’s, scorecards en ranglijsten zijn niet meer weg te denken in organisaties, systemen en processen. Vaak zijn de harde cijfers volgens Van der Kolk echter zachter dan ze in eerste instantie lijken: „Cijfers lijken ons grip op de complexe realiteit te geven. Kwantificering heeft allerlei implicaties. De complexe werkelijkheid wordt ‘vertaald’ in cijfers en noodzakelijk versimpeld voorgesteld, terwijl belangrijke eigenschappen vervolgens naar de achtergrond verdwijnen. Zo kan de illusie van grip ontstaan.”
De meetprofessor verkent in De meetmaatschappij onze houding ten opzichte van meten. Het is een educatieve bijsluiter over de werkzaamheid en bijwerkingen van meetsystemen. Zoals de bijwerking ‘indicatorisme’, een doorgeslagen gerichtheid op het verbeteren van een indicator, terwijl het oorspronkelijke doel uit het oog verloren wordt. Ook zijn er psychologische en maatschappelijke bijwerkingen. Van der Kolk doceert over de sterke en veelzijdige relatie van meten met macht. En over de gewenste en ongewenste invloed die meetsystemen hebben op het systeemgedrag van mensen. Daarbij maakt hij gebruik van aansprekende mislukkingen uit de dagelijkse praktijk van overheden, hypotheekverstrekkers, de wetenschap, zorgorganisaties en de politiek. Hij sluit zijn college in boekvorm af met zeven tips voor een gezonde meethouding. Het zou verplichte leerstof moeten zijn in ieder managementcurriculum. Zodat organisaties vermijdbare stuurfouten voorkomen en met kleine stuurcorrecties in control blijven.
Spreadsheetfundamentalisten
Meetsystemen zijn nuttig. Herinnering aan gestelde doelen en regelmatige feedback zijn van groot belang voor het verbeteren van prestaties. Niet ieder meetsysteem is ontworpen door cijferfetisjisten, spreadsheetfundamentalisten en benchmarkboemannen die de bijsluiter niet hebben gelezen. Zeker die van jou niet. Jij hoeft echter niet ziek te zijn om beter te worden. Hoe (on)gezond is jouw ingeboren behoefte om te sturen? En dat van jouw leiders, financiers, klanten en medewerkers? Hoe objectief is het meetsysteem dat jouw prestaties meet? Welke subjectieve beslissingen zijn genomen bij de inrichting ervan? Wat zeggen de feedbacklussen over de effectiviteit van jouw meetpraktijk? Aan welke ongezonde bijwerkingen leidt dit meetinstrumentarium? Wat merk jij daarvan in jouw behoefte aan competentie, autonomie en verbondenheid? Wat ontbreekt er en wat kun je weglaten in jouw organisatie-cybernetica?
Heb jij echt geruststellend grip op jouw ingeboren behoefte om te meten?
Of is dat slechts een aangeleerde illusie?
Rob Meesen