De mensheid heeft enorm veel te danken aan de wetenschap. En toch worden er uit allerlei hoeken van de samenleving vraagtekens geplaatst bij de intenties van wetenschappers en het waarheidsgehalte van hun werk. Zelfs politici plaatsen geleerden in het beklaagdenbankje. Dat vind ik onacceptabel.
Reuzen
In 1675 schreef Isaac Newton dat als hij verder had gekeken dan anderen, dat dit was doordat hij op de schouders van reuzen stond. Daarmee gaf hij aan dat wetenschappers vooruitgang boeken door te bouwen op eerdere ontdekkingen van anderen. Filosoof Michael Schmidt-Salomon beschrijft in tien hoofdstukken de grootsheid van de wetenschapsbeoefenaren Charles Darwin, Albert Einstein, Marie Curie, Alfred Wegener, Carl Sagan, Epicurus, Friedrich Nietzsche, Karl Marx, Karl Popper en Julian Huxley. Staande op de schouders van reuzen dachten deze titanen wat niemand dacht en zorgden ze voor radicale paradigmaverschuivingen in ons wereldbeeld.
Een kaars in de duisternis
Het hoofdstuk over Carl Sagan is mijn favoriet. Ik heb alle boeken van deze universele wetenschapper gelezen en toch voegt de beschrijving van Schmidt-Salomon een extra dimensie toe. “Wetenschap is volgens Sagan een reis naar het onbekende die ons vooral nederigheid leert. Het is een kaars in de duisternis: kritisch, rationeel, op bewijs gebaseerd denken en tegen alle vormen van bijgeloof, irrationalisme en pseudowetenschap. Deze onwetendheid is vragen om moeilijkheden, want een wereldwijde beschaving die sterk afhankelijk is van wetenschap en technologie kan het zich niet veroorloven dat niemand iets van wetenschap en technologie begrijpt. Misschien komen we er een tijdje mee weg, maar vroeg of laat zal deze explosieve mix van onwetendheid en macht in ons gezicht ontploffen.”
Honderdtachtig graden
De auteur sluit af met een hoofdstuk over het Antropoceen, het huidige tijdperk waarin de mensheid een natuurkracht is geworden en zonder plan B haar eigen ecosystemen vernietigt. Gelukkig kunnen we voor een beetje hoop terugbladeren naar het hoofdstuk over Carl Sagan. Hij liet NASA op 14 februari 1999 de Voyager 1 op zes miljard kilometer afstand van de Aarde honderdtachtig graden draaien om een foto te nemen van onze planeet. Gigant Sagan zag meer dan een ‘pale blue dot’. “Kijk nog eens naar dat stipje. Daar wonen we, daar voelen we ons thuis en daar leven ook alle mensen die we kennen en van wie we houden. Hier ervaren we onze vreugde en ons verdriet. Alle religies, ideologieën en economische vormen zijn hier verzameld, alle jagers en verzamelaars, scheppers en vernietigers, koningen en boeren, ouders en kinderen, uitvinders en ontdekkers, heiligen en zondaars in de geschiedenis van de mensheid leefden hier – op dit stofje dat danst in het zonlicht.” Zonder de wetenschap zou dit kosmologisch besef onmogelijk geweest zijn. Misschien helpt het om alsnog honderdtachtig graden te draaien in de richting van een circulaire economie.